Ruud van der Meijden
Ruud van der Meijden Foto: Eigen collectie

Column Ruud: Dokter Bibber

Algemeen

Er zijn van die mensen die de meest ingewikkelde dingen achteloos doen alsof ze een vuilniszak aan de straat zetten. Zo iemand is de chirurg die een paar weken terug mijn hart opereerde. Terwijl ik me poedelnaakt verplaatste van mijn bed op de operatietafel, floot hij de ‘Engelbewaarder’ van Marco Schuitmaker mee. Zijn goede bedoeling zat ergens tussen geruststelling en galgenhumor in. Ik moest er gruwelijk om lachen. Pure zenuwen uiteraard. 

“Rademakers is de naam. U weet waarom u hier bent?”. “Jazeker, voor een PV-isolatie”, zei ik. (Voor de liefhebber, check Wikipedia). Rademakers, zo’n lekkere doordeweeks-naam die klinkt als een afspraak-is-afspraak loodgieter. Dat hij cum laude afgestudeerd is, kun je ergens lezen op één of andere website. Zijn indrukwekkende gespierde elastiekerige onderarmen en doorbloede ranke vingers verraden zijn behendigheid. Hoe petieteriger hoe beter.

De man is zo op en top fit, dat hij ruikt naar gymzaallucht. Het aantal diploma’s aan de muur van zijn cardiologische wasstraat bevestigt de hoop hier te maken te hebben met de allerbeste. Aan de muur hingen nog wat oorkondes van uit de hand gelopen hobby’s, zoals die van meervoudig Nederlands kampioen ‘geblinddoekt solderen’ en winnaar van het Japans Open ‘origami in spiegelbeeld’.

De mooiste vond ik toch wel de trofee ‘wie-kan-zo-lang-mogelijk-foutloos-dokter-bibber-spelen?’ die hij als super-stoïcijn won bij het tv-programma Wedden Dat.
Nog net voordat ik weggespoten werd liet hij me trots een foto zien waar hij tussen Jos Brink en Sandra Reemer staat. Alsof hij wist dat Sandra vroeger altijd al een speciaal plekje in ons gezin had. Mijn pa heeft menig dakkapelletje in elkaar getimmerd voor haar boerderij in Sint-Michielsgestel. Als ons pa van Sandra’s boerderij terugkwam, rook zijn timmertrui naar hand-geschaafde houtkrullen. Alleen daarom al was het als jong menneke fijn naast hem te zitten bij het avondeten.

De verpleegkundige fluisterde me even later wakker: “het is gelukt meneer”. Ik moest nog een uurtje of zes, zeven, plat blijven liggen. Het drukverband in mijn lies moest de slagader dichthouden. Een harde natte wind zou voor een bloedbad kunnen zorgen. Een zachte ook al trouwens. Terwijl met de dekens wapperen na een luchtig scheetje één van mijn liefhebberijen is. Maar goed, na het plat eten en plat drinken, bleek toch het plat pissen de grootste uitdaging. Na wat dreigementen van de verpleegkundige om er dan maar een katheter in te steken, hield ik de boel toch maar op. Mijn hemel, wat zag ik af.

Maar goed, van huis uit leerde ik de ellende te verbijten. Gewoon drie keer vloeken, drie keer slikken, de rug rechten en weer doorgaan. Ook al heb je een volle blaas en kan er geen gezeik meer bij, nodig de ellende-duivel gerust uit om samen wat te drinken. Het verzacht sowieso de omstandigheden.
Ik moest aan deze wijze les denken. Niet omdat mijn ouders toch echt ooit zeiden wat ik niet wilde dat ze zeiden, maar omdat ze zeiden wat ik nu wil zeggen. “Nooit opgeven en altijd doorgaan, ook al is de pijn niet te harden”

Nondetjuu, wat kan een mens toch emotioneel worden. Zeker als je hart weer tikt als het meest saaie Zwitserse uurwerk dat bestaat. Maar vooral als - totaal onverwacht - verleden en heden elkaar zo nu en dan een hand geven.

Soms is de cirkel van het leven zo rond als wat!

Ruud

Uit de krant