
Jeroen Delmee maakt zich op voor nieuwe uitdaging bij Nederlands herenhockeyteam
Boxtel - Jeroen Delmee is benoemd tot de nieuwe bondscoach van het Nederlandse herenhockeyteam. Dat heeft hockeybond KNHB afgelopen week bekendgemaakt. De 48-jarige geboren en getogen Boxtelaar volgt na de Olympische Spelen van Tokio deze zomer Max Caldas op. Delmee heeft een contract getekend tot en met de Olympische Spelen van Parijs in 2024.
“Ik ben echt heel blij dat we alsnog overeenstemming hebben kunnen bereiken”, vertelt Jeroen Delmee, die op dit moment nog het bondscoachschap van het Franse nationale mannenhockeyteam combineert met een aanstelling als hoofdtrainer van hockeyclub HC Tilburg: “Ongeveer een jaar geleden heeft de KNHB mij voor het eerst benaderd. Door de intrede van COVID-19 en het noodgedwongen uitstellen van de Olympische Spelen zijn de gesprekken daarna op een lager pitje beland. Tot februari van dit jaar. Sindsdien heb ik verschillende oriënterende gesprekken gevoerd met diverse kopstukken binnen de hockeybond en dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een contract dat direct na afloop van de Spelen in Tokio ingaat. Dit houdt dus in dat ik het seizoen bij HC Tilburg gewoon afmaak en in juni ook nog op het EK actief ben met het Franse nationale team. Pas daarna richt ik mijn vizier volledig op Oranje.”
Verjonging van het team
Het Nederlands herenhockeyteam behoort tijdens de komende Olympische Spelen gewoon weer tot de topfavorieten. Al is dat volgens Delmee vooral op basis van resultaten uit het verleden, want na een lang jaar waarin nauwelijks interlands werden gespeeld, weet eigenlijk geen enkel land waar het precies staat. “Bovendien zijn de verschillen in de top zeer klein. Het zal dus voor een groot deel van de vorm van de dag afhangen”, benadrukt Delmee, die met twee Olympische titels - in 1996 en 2000 - en maar liefst 401 interlands voor Oranje achter zijn naam als geen ander weet wat er nodig is om Olympisch goud te winnen. “Aan kwaliteit geen gebrek in ieder geval. Al ligt de gemiddelde leeftijd op dit moment wellicht wel aan de hoge kant”, meent Delmee: “Vandaar dat verjonging van het team op termijn zeker gewenst is. Dat is één van de grootste uitdagingen waar ik mij mee bezig mag gaan houden.
Nationaal team versus clubs
Daarnaast wil Delmee – die na de Spelen van Beijing in 2008 afzwaaide als international, maar nog tot en met het seizoen 2010-2011 als speler actief was bij Oranje Zwart in Eindhoven - graag de relatie tussen het nationale team en de clubs verbeteren, zodat alle neuzen weer dezelfde kant op staan. “Bij veel toplanden staan de spelers onder contract bij de nationale bond, waardoor ze het hele jaar door samen kunnen trainen en spelen. Wat dat betreft is het feit dat we in Nederland over een sterke en goedbetaalde competitie beschikken misschien wel onze achilleshiel. Want als bondscoach van het Nederlands team heb je de spelers maar een x aantal maanden per jaar volledig tot je beschikking. Dat is zeker iets om eens kritisch naar te kijken. Ik ben er namelijk van overtuigd dat onze internationals nog beter gaan presteren, als ze vaker samen kunnen trainen en spelen. En een speler die beter presteert in het nationale team, neemt die vorm ook mee naar zijn club. Een win-winsituatie dus.”
MEP goed vertegenwoordigd
Ondanks zijn kenmerkende nuchterheid, is Delmee natuurlijk ook best wel een beetje trots dat hij leiding mag gaan geven aan het Nederlands herenhockeyteam. “Niet slecht toch, voor een Boxtelse jongen”, lacht hij. Overigens is hockeyclub MEP uit Boxtel - waar Delmee als klein ventje met hockeyen begon – sowieso goed vertegenwoordigd in het internationale tophockey. Want met Glenn Schuurman, Roel Bovendeert en Jelle Galema treft Delmee maar liefst drie internationals, die net als hij bij MEP in Boxtel begonnen zijn. “Er komt veel goeds uit Boxtel. Zeker op hockeygebied. Overigens heb ik in mijn laatste jaar als speler zelfs nog met Jelle samen gehockeyd. En dat geldt ook voor een paar jongens in de huidige selectie van Oranje. De ‘jonkies’ van toen, zijn de ‘oudjes’ van nu. Zo gaat het in het leven. Superleuk om weer met die jongens te mogen werken. Ik kan niet wachten om samen aan de slag te gaan.”






